zondag 28 oktober 2012

Meer regen betekent niet meer paraplu's

Zaterdagochtend 27 oktober thema onderzoek met Frank.
We zijn concreet aan de slag gegaan met SPSS met input van een mastergenoot. Zij heeft 41 studenten van haar werkplek (VMBO) een vragenlijst in laten vullen met betrekking tot loopbaancompetenties. De verzamelde data heeft zij ingevoerd in SPSS. Goed om op deze manier SPSS in functie te zien, dat verduidelijkt gelijk de taaie materie zoals die in het boek:

staat beschreven.
De 'les' begon echter met een kring gesprek waarbij Frank in gesprek met ons is gegaan over hoe wij met kenniscreatie bezig zijn op KF, in de view onderzoek en feitelijk niet bezig zijn!!
Frank mist de interactie op KF, vindt dat er te weinig op elkaar wordt gereageerd. Daarom nu deze kringopstelling opdat op deze manier kenniscreatie plaats kan vinden. Vanuit de groep hebben een aantal mensen gereageerd op dat wat Frank aangeeft en duidelijk is gesteld dat het niet participeren op KF niet te maken heeft met onwil! De prioriteit ligt (nu) niet bij de view onderzoek op KF en dat zegt niks over hoe een ieder bezig is met het thema onderzoek. Een ieder heeft zijn of haar traject met de studiecoach en een aantal zijn ook al begonnen met het onderzoek en hebben KF, view onderzoek niet nodig om informatie op te halen of te delen. Binnen de view thema inter-persoonlijk vindt op KF wel de nodige kenniscreatie plaats. Het is dus niet zo dat KF niet gebruikt wordt binnen de master. Het was goed op deze wijze met elkaar in gesprek te gaan. En met voor mij als concreet resultaat dat ik een note op KF view onderzoek heb geplaatst met een vraag aan mijn mastergenoten over het inzetten van vragenlijsten in het onderzoek.

De volgende onderwerpen zijn deze ochtend besproken:
Correlatie, samenhang, causaliteit, assumptie, normaalverdeling, meetniveau (nominaal, ordinaal, ratio en interval), parametrische en niet-parametrische statistiek.
Het zijn termen die wat mij betreft goed beklijven als er concreet materiaal bij getoond wordt of verteld anders zijn het maar abstracte begrippen. Zoals dit voorbeeld over correlatie: er is een correlatie tussen regen en paraplu's maar er is geen oorzakelijk verband, want meer regen wil niet zeggen meer paraplu's en tegen de zon worden ook paraplu's gebruikt. Dit is het co-variëren van variabelen met elkaar.
Ik sluit af met daar waar ik deze blog mee begon: het stoeien met data in SPSS, want thuisgekomen heb ik opnieuw de stappen gemaakt die Frank ons liet zien in SPSS met als resultaat deze histogram met een normaal curve:

maandag 1 oktober 2012

Social media en mijn onderwijsleven

Dit wordt een positief blog over wat social media in mijn onderwijsleven te weeg brengt. Mijn onderwijsleven bestaat uit twee pijlers: enerzijds volg ik een Master Leren en Innoveren. Anderzijds ben ik werkzaam in het MBO als docent/onderwijsontwikkelaar.

Vanaf het toelatingsgesprek bij de Stoas Hogeschool, houd ik een blog bij (maandag 20 juni 2011).
In het begin was dit blog nog niet openbaar, ik nodigde mensen uit, maar al snel heb ik dit omgezet naar een openbare omgeving, want dat uitnodigen is te omslachtig. Vanaf verschillende kanten zijn de reacties op het blog positief, collega's vinden het leuk mijn bevindingen te lezen, docenten van de Master lezen het omdat het hen een beeld geeft van de wijze waarop zij les geven, vrienden vinden het leuk te lezen waar ik mee bezig ben en dan is er nog een groep die ik niet persoonlijk ken maar die wel blogs lezen. Zo zijn er volgens de statistieken van mijn blog, viewers vanuit de hele wereld tot aan China toe!
Wat brengt het bijhouden van het blog mij nu persoonlijk? Het brengt mijn leerproces in beeld, ik vind het belangrijk inzicht te geven in dit proces. Daarnaast ben ik zeer enthousiast over wat ICT, WEB 2.0, social media en de Master Leren en Innoveren mij brengt en dat wil ik delen. Daarom heb ik mij aangemeld voor de lijst: edubloggers, in te zien via de site: www.edubloggers.nl. Op deze lijst staan inmiddels bijna 140 bloggers die schrijven over onderwijs.
www.edubloggers.nl

Met bloggen is het begonnen echter de bal is pas echt gaan rollen of moet ik zeggen de muis is pas echt gaan scrollen op het moment dat ik actief ben gaan twitteren. Wat brengt, of heeft Twitter mij gebracht:



-Geattendeerd worden op goede artikelen, publicaties, onderzoeken, boeken, symposia en tv-programma's;
-PR-activiteiten uitvoeren voor de opleiding waar ik werkzaam ben;
-De mogelijkheid om gedachten te ventileren;
-Ontmoetingen (fysiek) met gelijkgestemden om te praten over onderwijsontwikkeling;
-Plaatsing van een tweet over social media en onderwijs in het boek; Smihopedia, aan de slag met social media in het onderwijs van Erno Mijland (2012);
-Het meemaken van een #Kenniscaroussel van @onderwijslente;
-Geïnterviewd worden door een bedrijfsjournalist van MBO Utrecht over mijn twitteractiviteiten;
-etc, etc.

Daarnaast houd ik voor de Master Leren en Innoveren en voor mijn collega's een Scoop.it pagina bij. Op deze pagina's scoop ik allerlei informatie die ik van belang vind voor de Master en voor mijn collega's. Bijna alles is te vinden op het internet. Met name de Scoop.it pagina die ik voor mijn collega's heb ingericht staat vol met informatie die zij kunnen gebruiken voor de lessen die zij geven (http://www.scoop.it/t/team-svg-en-gza-rocasautrecht).

Skype, de vorm van synchroon communiceren, gebruik ik regelmatig om in gesprek te gaan met masterstudiegenoten. In een zogenaamde community of learning (of practice) skypen we over van alles met betrekking tot de Master Leren en Innoveren en komen op die manier ook tot kennisconstructie.

En tot slot Facebook, wat brengt Facebook mij in relatie tot onderwijs?
Dat is het wat ik ga ervaren, want ik doe dit schooljaar een onderzoek naar het toepassen van Facebook in een traject van peer tutoring tijdens de stage. Het onderzoeksplan is goedgekeurd en de eerste stappen om het onderzoek te gaan uitvoeren zijn genomen.
Op Facebook zal ik een besloten groep aanmaken alwaar tutors en tutees met elkaar (in duo) in gesprek gaan over de stage. De tutors zijn 4e jaars studenten en de tutees zijn 1e jaars studenten, allebei volgen zij de opleiding tot verpleegkundige niveau 4 BOL. Tweemaal zal ik aan de hand van een semi-gestructureerd interview in gesprek gaan met de participanten en zal dan met name vaststellen of deze wijze van samenwerkend leren via Facebook bijdraagt aan het werken en behalen van competenties.
Dit is even in het kort wat dit kwalitatieve onderzoek inhoud.

Zo het mag duidelijk zijn, social media is in mijn onderwijsleven niet meer weg te denken. En wat ik nu nog het mooiste vind, het zijn vrij toegankelijke toepassingen. Je kunt er zo mee aan de slag, wat let je?

Is het codewoord: transculturalisme?

Tijdens een wederom intensief lesweekend op de Master Leren en Innoveren zijn een aantal onderwerpen behandeld; het coderen van onderzoeksgegevens, opvattingen over diversiteit, het komen van onderzoeksvraag naar analysevraag en het oefenen van een onderzoekend dialoog.
Centraal stond het coderen en met name het proces van open coderen tot aan het definiëren van die codes om uiteindelijk te komen tot het vaststellen van patronen.
Frank de Jong (lector) trapte de lesdagen af met een college en workshop over open coderen. Hij deed dit op zijn onnavolgbare manier door veel en in rap tempo te vertellen. Daarnaast liet hij coderingschema's van zijn eigen promotie onderzoek zien en audio-opname's van hard op lerende kinderen horen. Voor dit laatste had Frank een oude cassette-afspeel device meegenomen, want dat was in de tijd van cassettes!
Aan de hand van oefen-data op vrijdagochtend (bij Frank) en echte-data op zaterdagochtend (bij Ard, Frank en Lia) kan ik zeggen dat ik beter begrijp wat nu de bedoeling is bij coderen en kan ik verder met het analyseren van die echte-data voor het het thema Inter-Persoonlijk. Deze echte-data bestaat uit een audio-opname van een interview wat ik heb gehouden met mijn toenmalig leidinggevende. Door het analyseren van dit gesprek wil ik opzoek naar wat er gebeurd met mij in dat gesprek met die leidinggevende. Een tegelijkertijd is dit een serieuze vingeroefening voor straks bij het grote onderzoek. De theorie van Boeije (Analyseren in kwalitatief onderzoek, 2005) is door Frank en zeker door Ard goed neergezet, Ard trekt de informatie namelijk continu naar persoonlijke situaties.
Afsluitend een korte samenvatting van het college van lector Rudy Richardson van de vrijdagmiddag, een college over de opvattingen over diversiteit in relatie tot het hebben van een mentaal model. Diversiteit in cases, in opvattingen en in grondvormen.
Met name het vertrekken vanuit een bepaalde grondvorm spreekt mij aan. Zo zijn drie grondvormen te onderscheiden: - monolitisch, - multicultureel en - transcultureel. De grondvorm die jij je eigen maakt bepaalt hoe jij met anderen in een organisatie (en het leven) communiceert (inter-persoonlijk). Stel ik hang de monolitische grondvorm aan dan denk ik in patronen van wij tegen zij. Vertrek ik uit een multiculturele grondvorm dan leef ik prettig naast die ander in mijn eigen cultuur maar ik onderneem geen extra activiteiten. Wanneer ik nu de transculturele grondvorm aanhang dan onderneem ik die activiteiten wel op basis van wederkerigheid. Mijn identiteit wordt dan gevormd door in de interactie met mensen uit andere culturen die ook in hun interacties met andere culturen hun identiteit hebben gevormd. Dit maakt het een dynamisch proces en ik citeer: "Interactieprocessen zijn dus zowel het resultaat als de motor van cultuurverandering en de interpersoonlijke relaties staan centraal als bron voor het accepteren en waarderen van culturele verschillen tussen mensen." (Een kleurrijke wei, R. Richardson 2011 p. 34).
De interessante vraag is nu; Welke grondvorm hang je aan? Ik denk dat ik in het interpersoonlijke contact transcultureel communiceer, ik denk namelijk niet in hokjes. Maar is dat voldoende om te spreken over transculturalisme?